theater

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  theater    (hulp, bestand)
• IPA: / teˈjatər / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• the·a·ter

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schouwburg’ voor het eerst aangetroffen in 1566
• Komt van het Griekse theatron (theater), dat weer een samenstelling is van theastai (kijken) en -tron (plaatsaanduiding).

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	theater	theaters
verkleinwoord	theatertje	theatertjes

Zelfstandig naamwoord

het theater o

1. (toneel) een uitgaansgelegenheid waar theatervoorstellingen gegeven worden

   • Wij gaan graag samen naar het theater. 

2. (psychologie) overdreven en onechte emotionele uitingen

   • Toen ze het hoorde had mevrouw Maillard luide kreten geslaakt, maar het was zo'n extraverte vrouw dat bij haar onmogelijk uit te maken viel wat angst was en wat theater.  

Verwante begrippen

• schouwburg, toneel, toneelwezen

Hyponiemen

   

Pleintheater acteurstheater amateurtheater amfitheater amusementstheater anderhalvemetertheater antitheater appeltheater baroktheater bewegingstheater bioscooptheater burgtheater circustheater danstheater figurentheater filmtheater huistheater ideeëntheater improvisatietheater jeugdtheater jongerentheater kindertheater locatietheater lunchtheater margetheater marionettentheater microtheater minitheater musicaltheater muziektheater objectentheater openluchttheater operatheater partytheater poppentheater poptheater premièretheater publiekstheater regisseurstheater revuetheater rozentheater schaduwtheater sekstheater speeltheater stadstheater straattheater teksttheater totaaltheater variététheater verteltheater vestzaktheater vlakkevloertheater vlooientheater voetbaltheater volkstheater vormingstheater

Afgeleide begrippen

   

theateraanbod theaterachtig theateracteur theateractiviteiten theateraffiche theaterbedrijf theaterbewerking theaterbezoek theaterbezoeker theaterboerderij theaterbon theaterboot theaterbureau theaterbuurt theatercafé theatercircuit theatercollectief theatercombinatie theatercompagnie theatercomplex theaterconcert theaterconventies theatercritica theatercriticus theaterdans theaterdaten theaterdebuut theaterdecor theaterdier theaterdirecteur theaterdirectie theaterdistrict theaterdocent theaterduo theaterervaring theaterfestival theaterfictie theatergebied theatergebouw theatergeschiedenis theatergezelschap theatergroep theaterhuis theaterkoor theaterkostuum theaterkringen theaterkritiek theaterkunst theaterlandschap theaterleven theaterlicht theaterliefhebber theatermaakster theatermaken theatermaker theaterman theatermarathon theatermens theatermonoloog theatermuseum theatermuziek theaterontwerper theateropleiding theaterorgel theaterpersoonlijkheid theaterpodium theaterprijs theaterproducent theaterproductie theaterprogramma theaterprogrammering theaterproject theaterpubliek theaterrecensent theaterrecensente theaterregisseur theaterschool theatersector theaterseizoen theatershow theatersolo theaterspecialist theaterspektakel theatersport theaterstuk theatertaal theatertalent theatertaxi theatertechnicus theatertechniek theatertekst theatertour theatertournee theatertraditie theateruitvoering theatervak theaterversie theatervoorstelling theatervoorziening theatervorm theatervormgever theatervormgeving theaterwandeling theaterwapen theaterwereld theaterwerk theaterwerkplaats theaterwetenschap theaterwetenschapper theaterzaal theatraal

Vertalingen

    1. een uitgaansgelegenheid waar theatervoorstellingen gegeven worden   

Afrikaans: teater (af) Duits: Theater (de) o Engels: theatre (en)

Frans: théâtre (fr) m IJslands: leikhús (is) o Spaans: teatro (es) m

Gangbaarheid

• Het woord theater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "theater" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.