• toe·pas·sing
enkelvoud meervoud
naamwoord toepassing toepassingen
verkleinwoord toepassinkje toepassinkjes

de toepassingv

  1. een manier waarop iets gebruikt wordt
    • Deze toepassing voor dit medicijn is pas kortgeleden ontdekt. 
  2. het in de praktijk brengen van iets
    • Bij de toepassing van de nieuwe methode is er iets misgegaan. 
  3. (informatica) een computerprogramma
    • De toepassing is afgesloten vanwege te weinig geheugen. 
  • van toepassing zijn op -- gelden voor
•  Sinds tijden had ik weer eens het gevoel dat nummer 11 ook op mij van toepassing was. [1] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES
eth 1