varia
- va·ria
- alleen meervoud, van Latijn varia, zelfstandig gebruikt onzijdig meervoud: "verschillende zaken", in de betekenis van ‘mengelwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | varia |
verkleinwoord | - | - |
de varia mv
- verschillende zaken, verzamelterm voor ongelijksoortige dingen
- De bibliotheek wil het archief van de Rotterdamse Kring van Auteurs niet afstaan aan het Letterkundig Museum in Den Haag, want daar zou het gehele archief uit elkaar gehaald worden. Documenten van Blaman bij J.P. Vrugt, documenten van Kossmann bij de Kossmann-collectie en een restgroepje in knipselmappen of varia. [4]
- Het woord varia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "varia" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ varia op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "varia" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Zuiderent, E."Anna Blaman en de moraal van het lezersdom" in: Passionate. jrg. 5 nr. 6 (november/december 1998) Stichting Passionate, Rotterdam; p. 28; geraadpleegd 2018-06-19
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
[A] varia
- nominatief vrouwelijk enkelvoud van varius
- nominatief onzijdig meervoud van varius
- accusatief onzijdig meervoud van varius
- vocatief vrouwelijk enkelvoud van varius
- vocatief onzijdig meervoud van varius
[B] variā
- nominatief vrouwelijk enkelvoud van varius
varia
- vrouwelijk enkelvoud van vario