• ver·brok·ke·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verbrokkelen
verbrokkelde
verbrokkeld
zwak -d volledig

verbrokkelen

  1. overgankelijk in kleine onregelmatige en onsamenhangende stukjes verdelen
  2. onovergankelijk / wederkerend in kleine onregelmatige stukjes uit elkaar vallen
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  NODES