volstoppen
- Geluid: volstoppen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvɔlstɔpə(n) / (3 lettergrepen)
- vol·stop·pen
- Ontleend aan Duits vollstopfen, aangetroffen vanaf de 19e eeuw.
- samenstelling van vol en stoppen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volstoppen |
stopte vol |
volgestopt |
zwak -t | volledig |
volstoppen [1]
- overgankelijk helemaal vullen (met voedsel e.d.)
- ▸ Hadden wij nu den tijd slechts, wij zouden die lieve diertjens van hunne beenderen en ingewanden ontdoen en volstoppen met look, eieren en welriekende kruiden;[2]
1.
- Het woord volstoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volstoppen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jacob van Lennep“Onze voorouders in verschillende taferelen geschetst”, Deel 1. Alwart. Brinio (1838), P. Meijer Warnars, Amsterdam, p. 98 op dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be