voltrekken

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  voltrekken    (hulp, bestand)
• IPA: /vɔl'trɛkə(n)/

Woordafbreking

• vol·trek·ken

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘volvoeren’ voor het eerst aangetroffen in 1368
• samenstelling van  vol  en  trekken 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
voltrekken	voltrok	voltrokken
klasse 3	volledig

Werkwoord

voltrekken

1. overgankelijk ten uitvoer brengen

   • Het vonnis werd hedenmorgen voltrokken. 

2. wederkerend zich ~: gebeuren

   • Er voltrok zich een ramp. 

   ▸ Het is stil in Roombeek. Touwen tingen tegen de vlaggenmast waar de driekleur halfstok hangt. In de verte het gejoel van spelende kinderen. Zo’n 70 mensen herdenken vrijdagmiddag 13 mei de ramp die zich 22 jaar eerder voltrok in de Enschedese wijk. Zij staan bij de plek waar de gewraakte vuurwerkcontainers een krater achterlieten. Een gat in de stad.

Synoniemen

• [1] uitvoeren, verrichten
• [2] gebeuren, plaatshebben, plaatsvinden

Vertalingen

    1. ten uitvoer brengen   

Engels: carry out (en), execute (en), accomplish (en) Frans: exécuter (fr), effectuer (fr), accomplir (fr)

Spaans: cumplir (es), ejecutar (es), consumar (es)

    2. gebeuren   

Engels: come to pass (en)

Frans: s'accomplir (fr), se dérouler (fr) Spaans: ocurrir (es), tener lugar (es)

Gangbaarheid

• Het woord voltrekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voltrekken" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
97 %	van de Vlamingen.