• vuur·pijl
enkelvoud meervoud
naamwoord vuurpijl vuurpijlen
verkleinwoord vuurpijltje vuurpijltjes

de vuurpijlm

  1. kleine raket die hoog in de lucht ontploft
    • Een vuurpijl bestaat uit een nuttige lading (meestal een bommetje), een aandrijflading, een omhulsel, een straalpijp en een stabilisator. 
  • klap op de vuurpijl
het laatste hoogtepunt
•  Een frisse rivier helemaal voor mijzelf, met als klap op de vuurpijl ook een aparte heetwaterbron. [1] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES