wenteling
- wen·te·ling
- Naamwoord van handeling van wentelen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wenteling | wentelingen |
verkleinwoord |
de wenteling v
- draaiing naar een omgekeerde positie
- Normaal is zo’n verbinding star, maar een puls ultraviolet licht kan de dubbele band verzwakken waardoor een rotorblad een halve wenteling kan maken. Na twee lichtpulsen is de draai compleet.[2]
- (figuurlijk) overgang naar een tegengestelde positie
- Opnieuw bewijst de theatermaakster haar goede neus voor sterke verhalen. Maar haar documentaire vertelvorm begint ook een trucje te lijken, met een wenteling halverwege en een uitgesproken tegenstem.[3]
- Het woord wenteling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wenteling" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC L. Brouwers 5 oktober 2016
- ↑ NRC J. Beeckmans 26 februari 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be