zalf
- zalf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zalf | zalven |
verkleinwoord | zalfje | zalfjes |
- (farmacologie) smeerbare massa om op de huid aan te brengen verkrijgbaar bij drogisterij of apotheek
- welriekend olieachtig smeersel, gebruikt bij plechtigheden
|
- zalfachtig, zalfdoos, zalfgaas, zalfgezicht, zalfnoot, zalfolie, zalfpleister, zalfpot, zalfwinkel, zalving
smeerbare massa om op de huid aan te brengen
vervoeging van |
---|
zalven |
zalf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zalven
- Ik zalf.
- gebiedende wijs van zalven
- Zalf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zalven
- Zalf je?
- Het woord zalf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zalf" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zalf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zalf op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be