zitkamer
- zit·ka·mer
- samenstelling van zit ww en kamer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zitkamer | zitkamers |
verkleinwoord | zitkamertje | zitkamertjes |
- kamer in een huis met gemakkelijke stoelen.
- In de zitkamer keken we televisie.
1.
- Het woord zitkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zitkamer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be