zoemen
- zoe·men
- In de betekenis van ‘gonzend geluid maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1889 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zoemen |
zoemde |
gezoemd |
zwak -d | volledig |
zoemen
- inergatief (dierengeluid) een vrij zacht continu geluid voortbrengen dat op de z-klank lijkt
- De hommel zoemde terwijl zij van bloem tot bloem vloog.
1. een vrij zacht continu geluid voortbrengen dat op de z-klank lijkt
- Het woord zoemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoemen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zoemen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be