paard
Pandôo
Sepepaard \paːrt\ linô gâlï
- mbârâtâ
- Het paard is een hoefdier.
Âkpalêtôngbi
SepeÂpendâsombere
Sepe- paardenarts, paardenbek, paardenbeslag, paardenbiefstuk, paardenbij, paardenbijter, paardenbloem, paardenboon, paardenbreedte, paardendek, paardendeken, paardendistel, paardendressuur, paardenfluisteraar, paardenfokkerij, paardengebit, paardengras, paardenhalster, paardenhoef, paardenhoefklaver, paardenhoofdstel, paardenhorzel, paardenkastanje, paardenkathedraal, paardenkoers, paardenkop, paardenkracht, paardenmelk, paardenmiddel, paardenmolen, paardenmossel, paardenposterij, paardenprocessie, paardenrace, paardenradijs, paardenras, paardenremedie, paardenrenbaan, paardenrennen, paardenrookvlees, paardenslachterij, paardenslager, paardensport, paardensprong, paardenstaart, paardenstal, paardentotalisator, paardentoto, paardentrailer, paardentram, paardentuig, paardenvijg, paardenvlees, paardenvoet, paardenzadel, paardenzeik, paardenziekte, paardenzuring, paarderij, paardhert, paardrijden, paardsprong (1)
Âmbupa-babâ
Sepe- hoefdier, rijdier, trekdier, dier (1)
- schaakstuk (2)
- turntoestel (3)